MENEER SOETIMIN, BAKKIE EN ALLIANCE

MENEER SOETIMIN, BAKKIE EN ALLIANCE

De boot draait de bocht om bij Fort Nieuw Amsterdam en we varen de Commewijne op. Het water is een halve kilometer breed en op de terugtocht zullen we hier dolfijnen zien. Spotten heet dat in Suriname.
We bezoeken namens het bestuur van Kansrijk Suriname elk jaar onze projecten. Dat is werk. Een jaarlijkse trip zuiver voor ons plezier, is de tocht naar Plantage Frederiksdorp.
Meneer Soetimin is booteigenaar en vaart ons steevast naar deze plek, die we in de loop van de jaren steeds mooier hebben zien worden en waar ook steeds meer te zien is. Vorig jaar is een van de plantagewoningen fraai ingericht als Verhalen Museum. We brengen er een boeiend uur door. Als hij ons aan het eind van de middag weer ophaalt en terugvaart, spot hij als eerste twee dolfijnen, die synchroon uit het water opduiken en met een boog weer in het water terugvallen. Zijn kreet maakt, dat wij op tijd de goede kant opkijken en ze ook zien. Daarna zien we dan hier, dan daar de dolfijnen. Grijze en zwarte. Het blijft mooi, elk jaar opnieuw. We vragen hem of hij ons ook wil varen naar de plantages Bakkie en Alliance. Dat is een stuk verder de rivier op. Dat wil hij. De Commewijne is een getijdenrivier en daar moeten we rekening mee houden. We spreken dag en tijd af en zo worden we een paar dagen later met een grote glimlach bij Leonsberg, ons startpunt, begroet. We varen langs de mangroves, af en toe onderbroken door zicht op een oude plantage. We komen bij Bakkie, waar sinds een paar jaar een museum is, op- en ingericht door de eigenaren van de voormalige plantage. Helaas, het museum is dicht en de eigenaren zijn er niet. Voor de ingang hangt een grote ketting en een bord: GESLOTEN. Gelukkig hebben we proviand mee in een kleine koelbox. We halen de ketting van de haak en lopen door een prachtige tuin naar een mooi, open paviljoen en gaan daar zitten. Onze bootsman voelt zich wat ongemakkelijk bij ons klandestien gedrag, maar wij vinden het geoorloofd: brutale Nederlanders. We zitten gezellig te eten en meneer Soetimin vertelt over zijn voorouders. Zij kwamen na de afschaffing van de slavernij als contractarbeiders naar Suriname en werden te werk gesteld op suikerplantage Mariënburg. ‘Hebben uw grootouders u verhalen verteld over Java en hun begintijd hier?’ vroeg ik. ‘ Nee’ , zei hij, ‘ over die zaken werd niet gesproken.’ Wij vroegen naar zijn geloof. ‘ Javanen zijn meestal moslim, ik ook,’ antwoordde hij, maar er is ook meer, hoor. Elke week zet ik op een vaste dag water met jasmijn neer voor de geesten van de voorouders.’ ‘ Om ze te eren? ‘ ‘ Ja, maar ook om ze goed te stemmen’ , glimlachte hij. Met zijn kleinkinderen spreekt hij regelmatig Javaans en eens hoopt hij naar Java te gaan, om het land te ervaren waar zijn grootouders vandaan kwamen. Via Nederland, want daar woont nu de helft van zijn familie.

Petra Wanrooij